Atlantikwall Zeeland
| De Organisation Todt (OT) maakte veel gebruik van Nederlandse en - vooral in Zeeuwsch-Vlaanderen - van Belgische aannemers (bunkerbouwers in de volksmond) en bouwvakkers.
Om zijn rijk te beschermen tegen een aanval vanuit het westen, geeft Hitler in 1942 de opdracht tot de bouw van de Atlantikwall.Heel wat Zeeuwen worden gedwongen mee te helpen bij de bouw van dit verdedigingswerk. Jacob Goedegebuure en Kees Moerdijk waren destijds ook de pineut en vertellen over hun herinneringen aan de Atlantikwall. Een nog sterker geconcentreerde verdediging werd gevormd door de Verteidigungsbereiche, waarvan er in Nederland vier waren: Vlissingen, Hoek van Holland, IJmuiden en Den Helder. Deze belangrijke, aan zee liggende havens, waarvan er drie bovendien de toegang tot een belangrijker, landinwaarts gelegen haven beheersten, waren al direct in 1940 voor verdediging geschikt gemaakt. Dit waren ook de gebieden die, als knooppunten in de Atlantikwall, vanaf 1942 een voorkeursbehandeling kregen. Zo werd juist in Vlissingen begonnen met een systematische aanpak en uitbreiding van de verdediging. De verdediging aan de landzijde kreeg bijzonder veel aandacht, want, zoals de bevelvoerend generaal in de Scheldemond bij zijn bezoek aan Vlissingen in november 1942 beklemtoonde, 'das Beispiel Singapore [het onneembaar geachte Britse bolwerk dat in februari 1942 in een mum van tijd in Japanse handen was gevallen] zeigt, dass im modernen Krieg Seefestungen vom Lande her angegriffen werden'. Langs de grens van het gebied, die via Abeele en Koudekerke liep van Fort Rammekens naar een punt iets ten zuiden van Zoutelande, werd een tankgracht gegraven, in de duinen voortgezet als tankmuur; hierlangs waren achttien bunkers neergezet. Een tweede tankgracht werd direct buiten de stad gegraven, terwijl in Vlissingen zelf langs de Boulevards een tankmuur werd gebouwd, 3,60 meter hoog en 2,5 meter dik. Tevens werden hier zware bunkers neergezet. Begin 1944 kreeg Vlissingen evenals Hoek van Holland en IJmuiden de nieuw ingevoerde status van Festung. De verdediging werd nog verder verdicht. In het oosten van de stad werd het zogenaamde Kernwerk Vlissingen gebouwd met een zeer hoge concentratie aan zware bunkers; hierin werd ook een geschutsbatterij geplaatst. Zo'n Festung met een Kernwerk als centrum werd beschouwd als het gebied dat tot de laatste man verdedigd diende te worden en dus nooit mocht worden opgegeven; hier zouden de overige troepen in de omgeving zich op moeten terugtrekken indien er voor hen geen andere uitweg meer zou zijn. Een beleg van vele maanden moest hier kunnen worden doorstaan. In april 1944 werd het als Festung beschouwde gebied uitgebreid tot heel Walcheren. Kaarten van het gebied met vermelding van gesloopte of behouden delen van de Atlantikwall: Festung Walcheren en Verteidigungsbereich Vlissingen / Stützpunktgruppe Breskens Het Landfront vormde de noordelijke verdedigingslinie van het Vb Vlissingen. Er stonden 32 zware pak- en mitrailleurbunkers langs een 11 kilometer lange tankgracht. In de duinen bij Groot Valkenisse vormde een linie van betonnen drakentanden, "Höckerhindernisse", een droge verbinding met de tankgracht. Ook lagen er "Höcker" bij de doorgang in de Vlissingse weg en op de dijk langs het Kanaal door Walcheren. In de Welzingepolder werd een tankmuur gebouwd. Deze heeft een lengte van 1,5 km en eindigt net voor het Fort Rammekens. Bij de overgang van de tankgracht naar de muur, stonden eveneens drakentanden. Beide uiteinden van de tankmuur waren voorzien van een bijzondere bunker voor 7,5 cm antitankkanon, de 700. Deze bunker heeft als bovendekking een ronde pantserplaat, zodat het profiel laag gehouden kon worden. Een dergelijke bunker is ook in het westelijk deel van het Landfront, in de "diepte" gebouwd. |
![]() |
![]() |
|
Höcker of draketanden | M170-Batterie Knorr | Tankmuur in Vlissingen |
Duitse radar
Rommelasperges In 1944 werden de mannen op Walcheren door de Duitsers verplicht 'rommelasperges' te 'planten'. Nadat men dat diverse malen had gesaboteerd bleek dat de Duitsers zo hun methoden hadden om de mannen daartoe te dwingen waarna men alsnog aan het werk ging. Zo moest het de geallieerden moeilijker gemaakt worden te landen. Daarom werden grote delen van Zeeland 'beplant' met 'rommelasperges. De naam komt van Duitse generaal Rommel. Als 'asperges' dienden allerlei palen, bomen, of takken. Op de kop van de asperge werden explosieven geplaatst. (Waar overigens nogal wat ongelukken mee gebeurden). Dus het was wel gevaarlijk werk. De bevolking moesten voor dit werk hun eigen gereedschap meenemen. Grote delen van Zeeland waren finaal kaal omdat overal de bomen vlak bij de grond afgezaagd werden. (Overigens later ook t.b.v. het stoken want er was te kort aan brandstof).
Foto:1943: club schooljongens van boven de zestien jaar met leraren die op bevel van de Duitsers 'Rommelasperges' moesten plaatsen (Beeldbank Zeeland)
Samenvatting
Terwijl architecten, stedenbouwers, bestuurders en andere betrokkenen zich bogen over het herstel van de geleden schade, trok de Duitse bezetter in het ommeland een verdedigingslinie op die in Nederland zijn weerga niet kende en die tot de dag van vandaag zijn sporen heeft nagelaten. Aanvankelijk ging het hierbij vooral om de verdediging van bezette havens. Zo stelde de Duitse marine al in 1940 kustbatterijen op langs de monding van de Westerschelde. Toen tegen het eind van 1941 duidelijk werd dat de verovering van de Sovjet-Unie minder succesvol verliep dan beoogd, besloot Hitler tot de bouw van een betonnen verdedigingslinie langs de West-Europese kust, van Denemarken tot Spanje, om een invasie door de geallieerden te voorkomen. Alle drie de krijgsmachtonderdelen (Marine, Land- en Luchtmacht) moesten een bijdrage leveren.
Het voornemen had voor Zeeland verstrekkende gevolgen. Vlissingen werd evenals andere havensteden in februari 1942 tot ‘Stützpunkt’ (Stp.) verklaard. Nog dezelfde maand werd een begin gemaakt met de bouw van een reeks verdedigingswerken rond de stad, een ‘Landfront’ dat aanvallen van tanks en infanterie moest afslaan en een ‘Seefront’ dat landingen vanuit zee moest weerstaan. Het ‘Landfront’ omvatte een met prikkeldraad geflankeerde tankgracht die het havengebied, het vliegveld en West-Souburg omsloot en eindigde bij de duinen van Zwanenburg. De zone langs de kust bestond vooral uit lichtgeconstrueerde bunkers. In juni 1942 waren er al zeventig gereed. Nog geen maand later werd Vlissingen tot ‘Verteidigungsbereich’ (V.B.) verklaard, met de hoogste fortificatie-graad. |
Er kwam een bouwprogramma ( in augustus 1942) voor de verdedigingslinie die later de naam Atlantikwall kreeg. Het omvatte de bouw van 15.000 permanente vestingwerken in twee categorieën (met muren van respectievelijk drieënhalf en twee meter dik), als ruggengraat voor een verdedigingslinie waartoe uiteindelijk ruim 100.000 kleine en grote werken zouden gaan behoren. De megaoperatie moest op 1 mei 1943 voltooid zijn. Op Walcheren ontvouwde zich een oorlogslandschap. Het 'Landfront' van Vlissingen werd naar het noorden toe verlegd om ook het waterwingebied bij Valkenisse en de twee noordelijker gelegen marinebatterijen bij Dishoek en Vrijburg binnen de linies te verkrijgen. Er kwam een nieuwe zigzaglopende tankgracht vanaf fort Rammekens via Nieuw Abeele, Groot Abeele en Koudekerke naar Groot Valkenisse, waarbij zoveel mogelijk gebruik werd gemaakt van bestaande waterlopen. Ten westen van het Kanaal door Walcheren en in Groot Valkenisse kwamen duurzame betonnen versperringen, terwijl bij fort Rammekens een drie kilometer lange betonnen muur in het dijklichaam werd opgenomen. Langs de tankgracht trok men kazematten en bomvrije bunkers op. Bron: Landschapsatlas Walcheren |